Protestantse kerk Nieuw-Vossemeer
Het kerkgebouw voor de Protestantse-gemeente bevindt zich in de Voorstraat.
Sinds 28 oktober 2012 is dhr. Henk van het Maalpad werkzaam als predikant in de protestantse gemeente Halsteren en NIeuw-Vossemeer.
(Normaal gesproken elke zondag om 9.00 uur)
Korte geschiedenis van het Protestantse Kerkgebouw in Nieuw-Vossemeer
De Protestantse kerk in Nieuw-Vossemeer is een z.g. “zaalkerkje” uit 1654, dat met financiële steun van de Zeeuwse overheid en Ambachtsheren gebouwd kon worden. In 1850 vond een grondige verbouwing plaats en in 1969 een grote restauratie als gevolg van de schade die het kerkje had opgelopen bij de Watersnoodramp van 1953.
Dit jaar 50 jaar geleden, op vrijdag 12 december 1969, kwamen veel mensen naar het ingrijpend gerestaureerde kerkgebouw van de Hervormde Gemeente in Nieuw-Vossemeer aan de Voorstraat.
Geen steen was op de andere gebleven tijdens de restauratie Op een bepaald monument stonden alleen nog een paar brokstukken muur overeind, boven een gapende diepte.
Hieronder volgt een korte geschiedenis van dit kerkgebouw, gebaseerd op het boekje “Het kerkgebouw en 360 jaar Protestanten in Nieuw-Vossemeer”, geschreven door W.L.Stuij. (© 2008. Uitgave Protestantse Gemeente te Halsteren en Nieuw-Vossemeer)
In 1649 werd in Nieuw-Vosmeer een Hervormde Gemeente gesticht, men kwam toen in een gewoon huis bijeen. Op 8 juli 1649 kreeg men van de Staten van Zeeland toestemming om een eigen predikant en voorlezer aan te stellen. Bevestiging van de 1ste predikant, Levinus Becius, vond plaats op 14 november 1649 en op 1 maart 1650 werd de 1ste kerkenraad in het ambt bevestigd. In de 1ste vergadering besloot de kerkenraad om ds. Becius naar Middelburg te sturen om bij de Staten van Zeeland de bouw van een eigen kerk te bepleiten. Dat was in 1651. Deze Staten besloten uiteindelijk positief over de bouw van een eigen kerk in Nieuw-Vosmeer, alle gelden daarvoor kwamen vrij in 1654 en op 1 april van dat jaar werd de kerk aanbesteed en vermoedelijk in datzelfde jaar voltooid, maar dat is niet helemaal zeker.
In oktober 1654 kon ds. Becius meedelen dat de Staten van Zeeland een klok voor de nieuwe kerk zouden schenken. Deze klok was in 1652 gegoten in 1652 door de klokkengieterij Johannes Burgerhuijs te Middelburg, en hangt nog steeds in “het torentje” van de kerk.
De kansel in de kerk kwam uit de Petruskerk in Woerden, na de reformatie meestal Grote Kerk genoemd. Voor die kerk werd in 1640 een nieuwe kansel gemaakt, waardoor de oude overtollig werd. In 1653 besloot men om deze te verkopen aan de Hervormden in Nieuw-Vosmeer. Op welke manier deze oude preekstoel naar Nieuw-Vosmeer kwam is niet bekend. In een rand van de kansel staat het jaartal 1654, het jaartal van de ingebruikname van het Hervormde kerkje aan de Voorstraat in Nieuw-Vossemeer. Dus níet het jaartal waarin de preekstoel gemaakt werd, dat is waarschijnlijk 1450.
Ook werden er stoelen en banken aangeschaft, evenals een avondmaalsstel. Meer kon men vermoedelijk niet kopen: de kerk had in 1660 nog een schuld van 1165 gulden en dat was toen een aanzienlijk bedrag. Verschillende stukken van de inventaris dateren uit een latere periode.
Meerdere malen verzicht men de “Heeren” om financiële bijstand. De Heeren overlegden met de Classis Tholen en Bergen op Zoom en zegden meerder malen subsidies toe om de gemeente te helpen. Er kwam een rentmeester, die de boekingen van in- en uitgaven moest kunnen verantwoorden. Ondanks alles bleef de kerk armlastig en de Heeren schreven in 1723 voor dat de kerkgangers plaatsengeld moesten betalen. Ook ging men leges heffen bij huwelijken en begrafenissen.
Door het scheefzakken van het dak bleek in 1738 herstel nodig, ook de muur en het torentje werden gerepareerd. In 1740 gevolgd door opnieuw grote reparaties aan zowel kerk als toren. De Heeren kregen er genoeg van en toen er in 1758 weer geld nodig was, ontkenden ze hun aansprakelijkheid. Ze redeneerden dat het geld dat ze ooit gaven, op vrijwillige basis gebeurde. De rentmeester gaf de kerkenraad in overweging om aan te kloppen bij de Staten van Zeeland om daar vrijstelling van belastingen te krijgen.
De burgerlijke gemeente en de kerkelijke gemeente deden niets aan het onderhoud van kerkgebouw en schoolgebouw. Dat werd in 1765 zo erg dat de schoolmeester bang was dat er in de school nog eens ongelukken zouden gebeuren.
Toen in 1766 de Heeren opnieuw door de kerkenraad van de hervormde kerk aangesproken werden op hun verantwoordelijkheid ontstond er een behoorlijk geschil. De Heeren reageerden echter weer negatief, evenals in 1758.
De kerkenraad legde het probleem voor aan de Staten van Zeeland. Die beslisten in 1766 echter dat de Heeren wel degelijk moesten meebetalen aan het onderhoud van het kerkgebouw: 2/5 deel van het onderhoud voor rekening van de Heeren, 2/5 deel moesten de ingezetenen betalen en het resterende 1/5 deel moest de kerkelijke gemeente ofwel de diaconie opbrengen.
Betreffende het schoolgebouw beslisten de Staten van Zeeland dat de helft voor rekening van de Heeren kwam en de andere helft voor de ingezetenen. Deze toestand duurde tot 1796, toen het hele gebied werd bezet door de Franse troepen. Er kwam een scheiding tussen de burgerlijke gemeente en de Ambachtsheerlijkheid, waardoor de Heeren geen bemoeienis hadden met kerk en kerkgebouw.
In andere plaatsen was de onderhoudsplicht verbonden met het innen van de tienden, maar in Nieuw-Vosmeer was in 1410 middels een uitgiftebrief aan de Heeren het kerkrecht afzonderlijk verleend. Het kerkrecht hield zowel eigendom als beheer van het kerkgebouw in.
De Rooms-Katholieken in Nieuw-Vosmeer verzochten om ontslagen te worden van de regeling van de Staten van Zeeland, waarbij zij als ingezetenen mee moesten betalen aan de Hervormde Kerk. De predikant en de school. Het hoger gezag besliste hierin positief, met echter één uitzondering: aan de school moest men blijven meebetalen. Dat was geen kerkelijke- maar een algemene zaak, omdat het een openbare school was.
“Hogerhand” bepaalde rond 1798 (in de tijd van de Franse overheersing) dat Hervormd geen Staatsgodsdienst meer was. De kerken die ooit aan de Rooms-Katholieken hadden toebehoord moesten worden teruggegeven. Ook in Nieuw-Vosmeer werd het Hervormde Kerkje opgeëist, hoewel dat nooit eigendom was van de Rooms-Katholieken. Met de stukken van de Heeren kon men dat aantonen en zo bleef het kerkje gewoon de Hervormde Kerk.
In Nieuw-Vosmeer was toen nog steeds geen Rooms-Katholieke kerk, de parochianen behoorden bij de R.K. Kerk in Oud-Vosmeer en kerkten ook daar. In de 2de helft van de 19de eeuw werd er in Nieuw-Vosmeer een Rooms-Katholieke kerk gebouwd en een pastorie. Deze nieuw R.K. Kerk werd gewijd aan St. Jan.
In het kader van “Korte geschiedenis van het Protestantse Kerkgebouw in Nieuw-Vossemeer“ wordt hier nu niet verder op ingegaan. Een uitvoerige geschiedenis over de R.K. Kerk in Nieuw-Vossemeer kan men lezen in het boekje van A.M. Bosters met de titel “Parochie Nieuw-Vossemeer 200 jaar” (uitgegeven in 1995) en in publicaties van de Heemkundekring “Ambachtsheerlijkheid”.
Tijdens de Franse overheersing hoorde Nieuw-Vosmeer, evenals Oud-Vosmeer nog bij de provincie Zeeland. Koning Lodewijk Napoleon, de broer van de Franse keizer, bezocht Brabant en op 4 mei 1809 Nieuw-Vosmeer. Hij vond het vreemd dat dat deel bij Zeeland behoorde, dat moest veranderen. Bij Koninklijk besluit van 20 juli 1814 werd bepaald dat Nieuw-Vosmeer met de omliggende polders bij Brabant behoorde en de gemeente werd zelfstandig met een eigen gemeentebestuur.
In 1825 werd de Hervormde Gemeente van Halsteren samengevoegd met die in Nieuw-Vosmeer. De beide gemeentes waren te klein geworden om elk een eigen predikant te kunnen betalen. Op 1 oktober 1825 ontstond de Hervormde Kerk Nieuw-Vosmeer – Halsteren. Nu had men samen één predikant en vanaf die tijd werden de financiële zaken vanuit Nieuw-Vosmeer geregeld. Het aantal gemeenteleden lag in Nieuw-Vosmeer beduidend hoger dan in Halsteren. Mede daardoor werd de situatie in Nieuw-Vosmeer iets beter. Gelukkig maar, want het kerkgebouw verkeerde in 1850 in zo’n slechte staat dat een grote restauratie nodig was. De hele voorgevel ging er uit en het torentje, dat altijd in het midden had gestaan, werd nu op de nieuwe voorgevel geplaatst.
Men kan vraagtekens zetten bij de kwaliteit van de restauratie, maar het gebouw was in elk geval beter dan voordien, ook al zag het er ineens wel héél anders uit.
In de gemeente Nieuw-Vosmeer was maar één begraafplaats, t.w. rond het Hervormde Kerkje aan de Voorstraat. De begraafplaats van de R.K. parochie werd in 1834 aangelegd. De burgerlijke gemeente moest regelen dat ook “onbekende lijken” begraven konden worden. In 1853 maakte de burgerlijk gemeente stampij over het luiden van de klok en het gebruik daarvan, over het uurwerk en het gebruik van de toren. Het enige dat de gemeente bereikte was de toezegging dat “begraven van onbekende lijken rondom de Hervormde Kerk mochten plaats hebben”. Verder moest de burgerlijke gemeente zich nergens mee bemoeien.
De rest van de 19de en het begin van de 20ste eeuw verliep rustig in beide Hervormde Gemeentes. Ze bleven klein, maar hielden zich staande, daar had je dan ook alles mee gezegd. De naam Nieuw-Vosmeer wordt vanaf die tijd als Nieuw-Vossemeer geschreven. Het huis in de Achterstraat was de pastorie (later huis van dokter Vermet e.a.).
In de loop van de vijftiger jaren begonnen de dorpen zich wat uit te breiden, o.a. vanwege de ontwikkeling van een industriegebied in de omgeving van Bergen op Zoom. Dat zorgde voor een kleine toename van het aantal kerkleden.
Op 1 februari 1953 gebeurde er een ramp, waarbij in Nieuw-Vossemeer 50 mensen om het leven kwamen. Het hele dorp kwam onder water te staan en ook in het kerkje stond er behoorlijk hoog water.
Nadat het water was gezakt moest alles grondig schoongemaakt worden. Het hek van de dooptuin werd verwijderd en kwam niet meer terug. Ook het kerkelijk archief was ten prooi gevallen aan het zoute water en er zijn heel veel uren gestoken in het “reddingswerk” daarvan. Maar veelal was het onbegonnen werk om er nog wat bruikbaars uit te halen: veel papieren zaten aan elkaar gepakt, enz.
Het kerkgebouw zelf was er niet op vooruit gegaan, het stucwerk was behoorlijk aangetast. Reparaties bleken lapmiddelen, omdat het zout overal doorheen kwam en na herstel er doorheen bleef komen. Er was een grotere aanpak nodig!
Foto: zicht op de Protestanse Kerk (vanuit de RK Kerk)
In 1967 maakte men plannen om het kerkje grondig te restaureren, langer uitstel was niet verantwoord. Het plan was om alles terug te brengen in de staat van 1850.
Er werd veel overleg gevoerd met de burgemeester en de gemeenteraad, Rijksgebouwendienst, stedenbouwkundig bureau, enz. Het éénsluidend advies was: Behoud alsjeblieft het dorpskarakter in Nieuw-Vossemeer.
Dat kostte veel geld, men kreeg geld los op o.a. Provinciaal en landelijk niveau en deze subsidies waren hard nodig.
Op 10 januari 1969 vond de aanbesteding plaats t.b.v. de restauratie van het kerkje. Monumentenzorg, de Provincie Noord-Brabant en de gemeente Nieuw-Vossemeer betaalden 90% van de kosten. De kleine groep hervormden moest 10% opbrengen van de totale kosten van de restauratie. Er werd een actiecomité gevormd, dat allerlei activiteiten voorbereidde om geld bijeen te brengen. Er kwamen allerlei ideeën ter tafel, waarvan er héél wat initiatieven werden uitgevoerd.
Niet alleen de Hervormden moesten de kar trekken, ook de Rooms-Katholieke geloofsgemeenschap hielp vanzelfsprekend ook mee! Niet onvermeld mag blijven dat een oliebollenactie van de Kloosterzusters ruim 500 gulden opbracht! (Let wel: we hebben het over de 1960-er jaren!)
Een uitgebreide informatie over de acties en de restauratie kan men lezen in het boekje “Het kerkgebouw en 360 jaar Protestanten in Nieuw-Vossemeer”, geschreven door W.L.Stuij.
Het kerkje stond er weer goed verzorgd bij en op 12 december 1969 was het zover: de dag van de inwijding van de kerk aan de Voorstraat, met veel toespraken.
De eerste kerkdienst in de gerestaureerde kerk was op zondag 14 december, dit jaar 50 jaar geleden…
We leven ondertussen in 2019. De Protestantse Gemeente komt nog elke zondag bij elkaar in het kerkje aan de Voorstraat. De officiële naam is vanaf april 2005 Protestantse Gemeente te Halsteren en Nieuw-Vossemeer.
Sinds 1999 beschikt de kerk over een eigen wijkgebouwtje, Het Kreekhuis. Dit gebouwtje wordt gebruikt voor verschillende kerkelijke activiteiten, o.a. de kindernevendienst.
Naast kerkelijke activiteiten wordt de kerk de laatste jaren ook gebruikt voor niet kerkelijke activiteiten. Sinds 2007 mogen burgerlijke huwelijken voltrokken worden in het kerkje. Het eerste burgerlijk huwelijk binnen de muren van dit historische kerkje vond plaats op zaterdag 7 juli 2007 en had ook een kerkelijk tintje: de toenmalige predikant Hilde van der Zwaag trad op zaterdag 7 juli (de zevende van de zevende) 2007 in het huwelijk met Gerrit Visscher en de volgende dag, zondag 8 juli was hun kerkelijk huwelijk in de St. Martinuskerk in Halsteren.
Onder de naam “Cultuur in het kerkje”, een initiatief van Jan en Corrie van de Velde en Sjaak Keijzer is in 2015 gestart met een aantal concerten in het kerkje, om het protestantse kerkje naast de kerkelijke functie meer te betrekken op cultureel/muzikaal gebied. Vanwege de ambiance en sfeer blijkt het kerkje een ideale locatie voor intieme concerten. Uitgangspunt is om ieder jaar maximaal 4 concerten te organiseren in een zo breed mogelijk genre. Cultuur in het kerkje is vanaf 23 maart 2018 Stichting Cultuur in het Kerkje geworden.
bron: © 2008 Wim Stuij, Halsteren Korte bewerking en aanvulling door Mari de Bruin, Nieuw-Vossemeer (2019)
foto gemaakt tijdens 'Cultuur in het kerkje'.